menu

J. Risico’s i.v.m. aanwezigheid en gedrag ander verkeer.

Inleiding
Dit hoofdstuk gaat samen met hoofdstuk K: Risico`s i.v.m. weg-, zicht- en weersomstandigheden over gevaarherkenning. Het laat je kennismaken met elementen van gevaar die je gaat tegenkomen tijdens je verkeersdeelname en geeft je aan hoe er wordt verwacht dat je met deze elementen om dient te gaan in het verkeer.

Gevaarherkenning in de praktijk
Samengevat zou je kunnen zeggen dat gevaarherkenning het lezen van de weg is en het anticiperen op de mogelijke gevaren. Gevaarherkenning gaat dus niet over plotselinge gevaren en de reflex van een bestuurder om op het laatste moment een ongeluk te voorkomen. Gevaarherkenning gaat wel over het op tijd opmerken van veelal half verborgen of geheel verborgen gevaren. Deze gevaren dien je te kunnen onderscheiden op acuut gevaar of potentieel gevaar.

Het gaat er bij gevaarherkenning ook niet om dat het kind dat vlak voor de auto oversteekt op te merken. Gevaarherkenning gaat wel om het opmerken van geparkeerde auto`s in een kinderrijke omgeving, doordat er bijvoorbeeld een step op de stoep ligt of er een klimrek in de wijk staat. Nog voordat er een kind zichtbaar is moet je als bestuurder kunnen bedenken dat een kind tussen die geparkeerde auto`s door de straat over zou kunnen steken. Als je dit potentieel gevaar hebt gemerkt en onderkent, zul je vaart minderen en tussen de ruimte`s van de geparkeerde auto`s kijken om zo op tijd te kunnen reageren als er onverhoopt toch een kind de straat oversteekt.

Gevaarherkenning in het examen
Het theorie-examen die je straks gaat afleggen begint met 25 foto`s over gevaarherkenning die elk gedurende 8 seconden in beeld zijn. Op een aantal van deze foto`s is acuut gevaar zichtbaar. Je ziet dan bijvoorbeeld een verkeersdeelnemer waarmee je zult botsen als je niet handelt. Een andere deel van de foto`s bevat een potentieel gevaar (zowel zichtbaar als verborgen) en nog weer een ander deel is geen gevaar te zien. In deze situaties wordt je gevraagd wat je zou doen in elk van deze situaties, waarbij je kunt kiezen uit:

  • Remmen (er is dus sprake van onmiddellijk gevaar)
  • Gas loslaten (er zou zich een gevaarlijke situatie kunnen voordoen)
  • Niets (er is geen sprake van gevaar)

Van deze 25 vragen moet je er tenminste 13 goed beantwoorden. Let op: dit betreft een opsomming van vragen die je kunt krijgen over zowel dit hoofdstuk als hoofdstuk K: Risico`s i.v.m. weg-, zicht- en weersomstandigheden.

De verkeerstaak en taakprocessen
De verkeerstaak bestaat uit een reeks van verkeersopgaven waarmee je voor, tijdens en na de verkeersdeelname te maken kunt krijgen. Voor elke verkeersopgave geldt dat je het gevaar op tijd dient te herkennen, waarna je pas het juiste gedrag kunt kiezen om daar vervolgens naar te handelen. Het is daarbij van belang dat je moet proberen om moeilijke opgaven te vermijden of te veranderen.

Om bij de uitvoering van een verkeersopgave de juiste beslissing te kunnen nemen doorloop je in een vaste volgorde een aantal taakprocessen; waarnemen, voorspellen, evalueren, beslissen en handelen. Bij waarnemen gaat het om een scherpe en bewuste waarneming en met voorspellen en evalueren bedoelen we dat je de gevolgen van een bepaalde gedragskeuze kunt inschatten en beoordelen op een aantal belangrijke maatschappelijke criteria. Na het beoordelen van de verkeersopgave kun je logischerwijs pas overgaan tot een handeling.

Je zult merken dat je tijdens de praktijkles deze taakprocessen heel bewust en geconcentreerd per onderdeel moet doorlopen om tot een goede en veilige oplossing te komen. Naar mate je meer ervaring opdoet zal dit proces meer automatisch plaatsvinden.

Houdt er tevens rekening mee dat je defensief moet rijden, dit betekend dat je zelf het maken van fouten probeert te voorkomen en preventief rekening houdt met de fouten die anderen kunnen maken. Hoe complexer een verkeersopgave, hoe meer tijd je nodig hebt om de taakprocessen te doorlopen. Pas indien nodig je snelheid aan en denk aan je volgafstand en ruimtekussen, dit maakt een juiste uitvoering van de taakprocessen een stuk makkelijker.

Waarnemen
Om scherp en bewust te kunnen waarnemen is het van belang dat je signalen en prikkels herkent die voor de uitvoering van je verkeersopgave van belang zijn. Waarnemen is het via de zintuigen bewust worden van de informatie die op je af komt. Door gebruik te maken van je zintuigen (zien, voelen, horen, ruiken, proeven) selecteer je de informatie op inhoud, betekenis en prioriteit. Informatie die niet van belang is voor de uitvoering van de verkeersopgave negeer je vanzelfsprekend.

Aandachtspunten:

1. Wat neem je precies waar?

2. Welke informatie is van belang?

Voorbeelden:

  • Soort kruispunt, voorrangsituatie en heb ik vrije doorgang?
  • Welk type weggebruikers kom ik tegen?
  • Naderrichting en snelheid?
  • Welke type weg rijdt ik?
  • Verkeerstekens?

Voorspellen
Bij het voorspellen denk je na over de mogelijke gevolgen van een gedragskeuze op basis van je verwachtingspatroon, dit baseer je op:

  • Je eigen gedrag.
  • Het gedrag van andere verkeersdeelnemers.
  • De verkeerssituatie.

Evalueren
Bij het evalueren moet je inschatten in hoeverre de maatschappelijke belangen worden geschaad als je verwachtingspatroon inderdaad uit zou komen. Je maakt een belangenafweging op het gebied van:

  • Verkeersveiligheid.
  • Verkeersdoorstroming en milieubescherming.
  • Bereikbaarheid en mobiliteitsbeheersing.

Handelen
Tot slot dien je hetgeen je besloten hebt vlot en veilig uit te voeren door dit besluit om te zetten in handelen. Je moet als bestuurder onder alle omstandigheden in staat zijn om zogenoemde voorkomende handelingen te uit te voeren. Dit kan betekenen dat je een aantal keren door een tussentijdse verandering, de taakprocessen geheel of gedeeltelijk opnieuw weer moet doorlopen om tot een goede en veilige oplossing te komen.

Defensief rijden
Defensief rijden betekend dat je preventief gaat rijden en rekening houdt met de fouten die anderen kunnen maken. Defensief rijden betekent ook dat je zelf het maken van fouten voorkomt. Het anticiperen en hanteren van een juist ruimtekussen vormt de rode draad. Door voldoende volgafstand aan te houden en zo te handelen dat er om de auto heen voldoende veilige ruimte is, kun je door tijdig anticiperen gevaarlijke verkeerssituaties of rijgedrag herkennen en rekening houden met fouten van anderen.

Defensief rijden betekent dat je:

  • Gevaarlijke situaties op tijd probeert te herkennen.
  • Rekening houdt met de fouten die andere kunnen maken.
  • Je snelheid aanpast aan de verschillende verkeerssituaties.
  • Je rekening houdt met zowel zichtbare als verborgen gevaren.
  • Tolerant en sociaal bent in het verkeer en niet agressief.
  • Risico`s en conflicten in het verkeer vermijdt.

Aangepast en besluitvaardig rijden
Bij het besluitvaardig rijden gaat het om het tijdig onderkennen van gevaarlijke situaties en het nemen van tijdige maatregelen om dreigende verkeerssituaties af te wenden. Tijdens het deelnemen aan het verkeer moet je weten welke opties voorhanden zijn en welke optie het meest gewenst is. Tevens mag je in het verkeer je nooit dusdanig gedragen dat er gevaar of hinder ontstaat of kan ontstaan voor andere weggebruikers.

Enkele waarschuwingsborden
De borden die je attenderen op de aanwezigheid van bepaalde type weggebruikers zijn met name die van de categorie J: Waarschuwingsborden. Daarnaast moet het bord G9: Ruiterpad je ook attenderen/prikkelen op de aanwezigheid van dit type verkeersdeelnemer en het gevaar dat dit mogelijk met zich mee zou kunnen brengen.

De volgende borden attenderen je op de aanwezigheid van bepaald type verkeer:

verkeersborden hoofdstuk j1
verkeersborden hoofdstuk j2

Situaties die extra aandacht vereisen
Sommige situaties vereisen extra aandacht. Het kan bijvoorbeeld zijn dat je te maken hebt met kwetsbare verkeersdeelnemers of dieren waarvan je het gedrag niet goed kunt voorspellen. Grote voertuigen als vrachtauto`s en bussen hebben beperkt zicht en kunnen bijvoorbeeld bij het veranderen van richting uitzwaaien tot over de andere weghelft. Dit effect kan ook aan de voorzijde van deze voertuigen optreden, dit noemen we het uitzwaai-effect. Besteed extra aandacht aan zichtbare en verborgen gevaren bij:

  • Spelende kinderen.
  • Ouderen mensen.
  • Rij- of trekdieren.
  • Vee op de rijbaan.
  • Ruiters op de rijbaan of in de berm.
  • Groot wild dat plotseling kan oversteken.
  • Verblinding door gebruik van groot licht.
  • Fietsers en voetgangers bij slecht weer en in het donker.
  • Vrachtauto`s en bussen (beperkt zicht en uitzwaai-effect).
  • Voorrangsvoertuigen.

Spelende kinderen
Kinderen zullen over het algemeen onvoldoende aandacht voor het verkeer. Ze hebben minder overzicht dan een volwassenen en zijn onberekenbaar. Ze fietsen, voetballen of rijden tegenwoordig op een Oxboard. Ze kunnen zich tussen de auto`s verstoppen en plotseling oversteken. Als de situaties zich voor doet dat er een bal de weg op rolt, dan kun je verwachten dat er een kind achteraan holt. Als de school uit is hollen ze allemaal naar huis om een hapje te eten of om lekker buiten te spelen. Let dus goed op als je door een kinderrijke buurt rijdt en kijk goed tussen de ruimtes van de geparkeerde auto`s. Denk bijvoorbeeld ook goed na als je langs of in de buurt van scholen als ze net beginnen of uit zijn.

Ouderen verkeersdeelnemers
Ouderen hebben in het verkeer een verhoogd overlijdensrisico. Ze zijn lichamelijk kwetsbaar en daarnaast kunnen functiestoornissen ertoe leiden dat ouderen vaak betrokken zijn bij bepaalde type ongevallen. Met het ouder worden treden functiestoornissen en aandoeningen op zoals het verminderen van het gezichts-, gehoor- en reactievermogen. Daarnaast doen problemen zicht voor bij de verdeling van aandacht en dementie.

De achteruitgang van motorische functies kan vooral het risico op een ongeval vergroten. In grote lijnen bestaat de motorische achteruitgang uit bijvoorbeeld een afname van spiersterkte, een vermindering van de fijne coördinatie en een bijzonder sterke afname van het vermogen om zich aan te passen aan plotselinge veranderingen in de houding. Het laatste aspect is vooral van groot belang bij ouderen op de fiets en oudere voetgangers. Zij hebben wat meer tijd nodig bij het oversteken en kunnen aarzelend gedrag vertonen. Houdt hier dus rekening mee en toon wat geduld en respect voor onze ouderen.

Dieren op of langs de weg
In het verkeer kun je altijd te maken krijgen met ruiters of geleiders van rij- of trekdieren of vee. Deze bestuurders kunnen zich met de dieren zowel op de rijbaan als in de berm bevinden. Deze dieren kunnen onverhoopt schrikken. Nader de verkeerssituaties waarin je te maken krijgt met deze dieren met een lage snelheid, passeer ze met voldoende ruimte en claxonneer niet. De mogelijkheid dat groot wild oversteekt komt voor in beboste gebieden. Je wordt hiervoor gewaarschuwd door het waarschuwingsbord J27. Let bijvoorbeeld ook goed op borden die aangeven dat er een ruiterpad de weg kruist (bord G9: Ruiterpad). Houdt er rekening mee dat je mogelijk te maken krijgt met ruiters die oversteken na het passeren van dit bord.

Verblinding door groot licht
Verblinding door verlichting ontstaat wanneer de verlichting niet goed is afgesteld of doordat de auto te zwaar is beladen. Wanneer de auto te zwaar lijkt het alsof je groot licht voert. Zorg er daarom voor dat je auto niet te zwaar is beladen en voor juiste afstelling van je verlichting. Wanneer je met groot licht rijdt dan moet je deze wel dimmen als er een tegenligger aan komt. Als een bestuurder met groot licht je tegemoet komt, waarschuw deze dan met je lichten. Tip: Kijk niet in het licht zelf maar kijk er langs.

Fietsers en voetgangers
In het donker of bij regenachtig weer zijn fietsers en voetgangers niet goed waarneembaar. Ook brom- en snorfietsers zijn dan minder goed waarneembaar, dit ondanks dat zij verlichting moeten voeren. Houdt bij oversteekplaatsen voor voetgangers/fietsers en bij kruisingen met fietspaden en fiets/bromfietspaden rekening met onberekend gedrag als het weer slecht is. Pas tevens bij het afslaan naar rechts, het kan namelijk zijn dat je rechts wordt ingehaald door een fietser en dit zie je snel over het hoofd in het donker.

Halteplaatsen en overstekende passagiers
Houd bij het naderen van een bus- of tramhalte rekening met overstekende passagiers. Nader je een bushalte waar een bus opgesteld staat? Ga er dan vanuit dat deze zo direct van zijn halteplaats gaat vertrekken, ondanks als deze nog niet heeft aangegeven te willen wegrijden. Als de bus binnen de bebouwde kom wilt vertrekken van zijn halteplaats, dan gaat deze voor. De bestuurder van de bus zal zijn voornemen om weg te rijden kenbaar maken door middel van zijn richtingaanwijzer.

Rijd je achter de bus en zie je het rode lampje branden? Dan kun je er zeker van zijn dat er een halteplaats nadert en dat de bus zo gaat stoppen. Tevens kan het voorkomen dat passagiers die uitstappen voor de bus langs willen oversteken. Zorg ervoor dat je naast een aangepaste snelheid bij het voorbij kijkt of er geen passagiers voor de bus langs willen oversteken. Tot slot houdt je in je ruimtekussen rekening bij tram- en bushaltes dat verlate passagiers de bus of tram nog willen halen en hierdoor onberekend gedrag kunnen vertonen.

Vrachtauto`s en bussen
Vrachtauto`s en bussen hebben vanwege hun omvang beperkt zicht. Houdt er rekening mee dat ze je niet goed kunnen zien, voornamelijk in bochten en bij het afslaan in verband met de dode hoek. Door hun lengte hebben ze ook meer ruimte nodig in de bocht. Houdt rekening met het uitzwaai-effect als zij van richting veranderen.

De dode hoek
De dode hoek is het gebied vlak voor, direct naast (links en rechts) en direct achter de personenauto, vrachtauto of bus. Bij personenauto`s is het gebied achter de auto minder beperkt omdat je door de achterruit kunt kijken. Het gebied onder het zichtveld dat je hebt door de achterruit valt dan onder de dode hoek, hierdoor kunnen echter nog steeds kleine kinderen die net achter de auto passeren of een paaltje aan het zicht onttrokken worden.

In de onderstaande illustratie kun je aan de rode kleuren goed zien hoe groot de dode hoek is van een vrachtauto. Tip: Als je de chauffeur niet kunt zien in zijn spiegel, dan sta je in zijn dode hoek!

dodehoek vrachtauto

Voorrangsvoertuigen
Je kunt een voorrangsvoertuig van de politie, brandweer of ambulance herkennen aan de optische- en geluidssignalen die zij voeren om kenbaar te maken dat zij bezig zijn een dringende taak te vervullen. Zorg ervoor dat je tijdig onderkent dat je te maken hebt met een voorrangsvoertuig en dat je ze voorrang verleent, ofwel in staat stelt om ongehinderd hun weg te vervolgen. Probeer ruimte te maken zonder dat je een gevaarlijke situatie creëert of verkeersregels overtreed. Let op: als een voertuig van de politie, brandweer of ambulance geen optische- en geluidssignalen voert, dan is het geen voorrangsvoertuig en dient deze de algemene regels te volgen.

Ongevallen
Als er een ongeluk heeft plaatsgevonden waarschuw dan het eventuele achteropkomende verkeer en pas je snelheid aan. Als er voldoende hulp aanwezig is, zorg er dan voor dat je rustig doorrijd en geen kijkfile veroorzaakt. Kijkfiles verhinderen de doorstroming en verhogen het risico op vervolgongevallen. Houdt je aandacht dus op de weg als er voldoende hulp aanwezig en zorg dat je niet onnodig langzaam gaat rijden of stil komt te staan.

Achteropkomende inhaler
Als automobilist zul je tal van situaties meemaken waarop je ingehaald wordt. Binnen de bebouwde kom zijn de snelheden vaak goed in te schatten. Buiten de bebouwde kom liggen de snelheden vaak veel hoger en zul je dit goed kunnen inschatten naarmate je meer ervaring opdoet in het verkeer. Het kan zijn dat een achteropkomende zijn inhaalmanoeuvre heeft onderschat. Volgens de principes van het defensief rijden dien je rekening te houden met deze fouten van een ander. Pas je snelheid indien nodig aan en ga geen extra gas geven. Houdt in je ruimtekussen rekening met een eventuele uitwijkmogelijkheid.

Inhalende tegenliggers
Zowel binnen als buiten de bebouwde kom zul je straks te maken krijgen met inhalende tegenliggers. Dit zijn tegenliggers die met hun inhaalmanoeuvre gebruik maken van het weggedeelte waar jij je op dat moment op bevind. Door de tegengestelde richting en de hoge snelheden (vooral buiten de bebouwde kom) is het van belang dat je in je ruimtekussen rekening houdt met een uitwijkmogelijkheid. Het kan namelijk gebeuren dat een inhalende tegenligger zijn inhaalmanoeuvre heeft onderschat. Vaak heb je aan de rechterzijde nog ruimte om je plaats op de rijbaan iets te verschuiven, uiteraard doe je dit alleen wanneer dit nodig is en niet op voorhand. Doe je dit namelijk wel dan geef je alle vrije ruimte al reeds weg, waardoor je dus niet meer kunt uitwijken als dit echt moet.

Autoweg en autosnelweg
Op de autoweg en autosnelweg wordt met hoge snelheid gereden. Door de veelal ongelijkvloerse kruisingen zul je de doorgaande rijbaan op moeten door in te voegen. Tijdens deze bijzondere manoeuvre is het de bedoeling dat je de snelheid aanpast aan het overige verkeer en pas invoegt op het moment dat het veilig kan. Tijdens de uivoering mag je geen onnodig hinder veroorzaken en houdt altijd rekening in je ruimtekussen met een eventuele uitwijkmogelijkheid. Het kan helpen om oogcontact te maken met de bestuurders op de doorgaande rijbaan om zo aan te geven dat je wilt gaan invoegen.

Houdt eenmaal op de doorgaande rijbaan aangekomen ook rekening met je ruimtekussen. Je volgafstand dien je aanzienlijk te vergroten. Je reactieafstand en remweg zijn namelijk ook veel groter, waardoor je stopafstand enorm toe neemt bij een hoge snelheid. Eenmaal op de doorgaande rijbaan aangekomen kan het soms ook wenselijk zijn van rijstrook te wisselen als je ziet dat iemand anders wilt invoegen. Dit doe je alleen als er voldoende ruimte is.

Probeer tot slot te voorkomen dat je tussen twee vrachtauto`s in komt te zitten. Mocht dit toch onverhoopt gebeuren vergroot dan je ruimtekussen (volgafstand). Je hebt namelijk voldoende inhaalzicht nodig mocht je besluiten in te halen.

Volgafstand: 2 seconden regel en volgafstand in meters
Voor het hanteren van de juiste volgafstand hanteren we de 2 seconden regel. Dit betekend dat je twee seconden achter je voorligger blijft. De 2 seconden regel kun je hanteren onder normale omstandigheden. Houdt hiervoor een oriëntatiepunt aan die je voorganger gaat passeren, zorg er vervolgens voor dat jij ditzelfde punt 2 seconden later pas passeert om de regel goed toe te passen. Bij regen, gladheid door ijzel,- sneeuw- of bevriezing zul je de volgafstand en ruimtekussen moeten vergroten. Je volgafstand in meters kun je berekenen door je snelheid in km/u te delen door 2 en deze te verhogen met 10%. Bij een snelheid van 50 km/u betekend dit: 50 / 2 = 25 + 10% = 27,5 meter volgafstand. Bij 100 km/u betekend dit een minimale volgafstand van 100 / 2 + 10% is 55 meter.

Stopafstand
De wet zegt dat je als bestuurder in staat moet zijn om je voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover je de weg kunt overzien en waarover deze vrij is. Maar welke afstand leg je af als je 50 km/u rijdt of 130 km/u? Je kunt dit berekenen door het aantal kilometers per uur te delen door 3,6.

Ga je 50 km/u dan leg je iedere seconden bijna 14 meter af. 100 km/u staat natuurlijk gelijk aan het dubbele aantal meters per seconden en bij 130 km/u leg je ruim 36 meter per seconden af. Bij een snelheid van 50 km/u ben je dus 14 meter verder voordat je voertuig pas gaat afremmen. En dan sta je nog niet stil. In veel kinderrijke gebieden zijn 30 km-zones. Bij deze snelheid duurt het bijvoorbeeld ruim 8 meter voordat je reageert.

In de onderstaande tabel geven we je een beeld van de gemiddelde afstand die je aflegt tijdens het remmen en in je totale stopafstand. Dit betreft een remweg onder normale omstandigheden en bij goed weer. Bij slecht wegdek en slechte weersomstandigheden is de remweg langer (minimaal vermenigvuldigen met factor 1,5).

gemiddelde stopafstand van de auto
< Vorige Volgende >